Adviezen voor overheid
Hieronder vindt u een aantal stellingen en adviezen waarmee wij beogen overheid te ondersteunen bij het helpen van kinderen die problemen ervaren in de interactie met hun omgevingen zoals school, vrienden of binnen het gezin.
Algemeen
Besef dat onze maatschappij gebaat is bij een grote diversiteit van mensen met veel verschillende unieke eigenschappen, talenten en temperamenten. Kijk dus naar de talenten van kinderen, minder naar de tekortkomingen. Het gaat erom dat ieder kind straks volwaardig tot zijn of haar recht komt in deze maatschappij.
Laat het financiële voordeel van een DSM diagnose voor scholen en zorginstanties los. Het recht op extra ondersteuning mag niet door een label of een diagnose bepaald worden.
Besef dat er een samenhang is tussen psychiatrische labels en sociale problemen. Zo komen scheidingen en financiële problemen in het gezin 50% meer voor bij ADHD kinderen; ernstige ziekten komen in hun gezin 75% keer meer voor; psychiatrische problemen bij een ouder 100% keer meer en gerechtelijke problemen komen 200% keer meer voor[1].
Demedicaliseren moet geen doel op zich zijn en het mag zeker niet veroorzaken dat we de kennis die we nodig hebben om een goede diagnose te kunnen stellen daarmee naar de achterkant van het proces verschuift, naar de dure specialisten. We hebben aan de voorkant, bij de zorgverleners, bredere expertise nodig dan we nu gaan inzetten volgens de nieuwe Jeugdwet.
Zet de standaardclassificatie- en denkschema’s opzij en onderzoek het unieke kind in een specifieke omgeving.
Collectieve oplossingen gericht op participatie
Kijk naar collectieve en minder naar individuele oplossingen. Wat kunnen wij gezamenlijk doen om de problemen waar bepaalde kinderen mee worstelen op te lossen? Samen met het gezin en op school?
Meet en beloon het succes van onderwijs en zorgbehandelingen meer op basis van een aantal door het liefst de leerlingen zelf gestelde participatiedoelstellingen.
Mediagedrag
Let op het mediagedrag van kinderen. Het kan zowel somatische als psychische problemen veroorzaken. Het kan tegelijkertijd ook een oorzaak zijn van onderliggende problemen waarmee het kind kampt. Digitaal pesten is bijvoorbeeld onzichtbaar voor opvoeders, maar de gevolgen moeten niet worden onderschat.
Diagnose of geen diagnose
Bedenk dat een diagnose een kind altijd verder moet helpen. De diagnose mag geen nieuwe belemmeringen opwerpen. Het ‘label’ zou geen onderdeel mogen worden van de identiteit van het kind.
Probeer een kind eerst van uit de eerste lijn hulpverlening te helpen, zonder een psychiatrische diagnose te stellen. Pas als dat niet voldoende helpt ga dan door naar de tweede lijn van de psychiatrie.
Pas verklarende en evaluerende diagnostiek toe en niet classificerende diagnostiek gebaseerd op DSM-V. Ga op zoek naar verklarende factoren voor bepaald gedrag.
Besef dat een stellen van een diagnose niet eenvoudig is en altijd een contextuele aanpak verdient. De professional moet een ‘onderzoeker’ zijn die het kind en diens omgeving betrekken bij het bestuderen van de problemen die zich voordoen.
SIBS betekent: Speciaal in Bepaalde Situaties. Zie de betrekkelijkheid van diagnoses en labels. Ook kinderen kunnen veranderen, net als omgevingen, situaties en fasen.
Het recht op informatie en inspraak van kinderen tijdens de diagnosestelling of behandeling door een arts moet een grotere bekendheid krijgen. Juridisch zijn kinderen niet handelingsbekwaam, maar dat wil niet zeggen dat zij geen rechten hebben. De wet op de patiënten rechten expliceert recht op begrijpbare informatie, recht op meningsuiting, respect voor hun mening en recht op inbreng in alle beslissingsprocessen die voor hen van belang zijn.
Een diagnosestelling moet het resultaat zijn van een dialoog en mag geen eindpunt zijn.
[1] Social deprivation or brain dysfunction? Data and the discourse of ADHD in Britain and North America. Hart, N., & Benassaya, L. (2009)